Sinds 1 januari 2022 is de implementatie van de REDII in Nederlandse wet- en regelgeving van kracht. Met uitzondering van binnen- en zeevaart, vallen alle benzine- en dieselleveringen, leveringen aan stationaire installaties en leveringen van stookolie aan vervoer op land (bijvoorbeeld voor landbouwtrekkers) onder de jaarverplichting.
Alle leveringenbiobrandstoffen gemaakt van grondstoffen volgens de bijlage IX deel B van de RED leveren HBE-G op. Het gaat om biobrandstoffen gemaakt van specifieke afvalstromen en residuen.
De (sub)doelstelling voor het minimale aandeel HBE-G ging omhoog naar 1,8%.
Er geldt een nieuwe limiet van 10% voor biobrandstoffen op basis van frituurvet en dierlijk vet.
De nieuwe wet– en regelgeving bevat zowel grondstofafhankelijke dubbeltelling, als additionele vermenigvuldigingsfactoren.
Voor zeevaart geldt een vermenigvuldigings-factor van 0,8.
Voor leveringen biokerosine aan luchtvaart geldt een vermenigvuldigingsfactor van 1,2.
Verder wordt vanaf 2022 voor elektriciteitsleveringen het Nederlandse aandeel hernieuwbare elektriciteit uit het net gebruikt en is de vermenigvuldigingsfactor verlaagd van 5 naar 4. Dit is in lijn met de aangepaste RED.
Jaar- en reductieverplichting 2022
In 2022 bedroeg in Nederland het verplichte aandeel hernieuwbare energie uit leveringen benzine, diesel en zware stookolie 17,9%. 74,5 Miljoen HBE’s waren nodig voor de totale jaarverplichting 2022. Er zijn ruim 4 miljoen HBE’s meer aan hernieuwbare energie geleverd dan in 2021.
99 Verschillende inboekers leverden 81,9 miljoen GJ hernieuwbare energie. Dat is 12,7 miljoen GJ meer dan in 2021 en ruim voldoende om aan de jaarverplichting te voldoen.
Alle 39 bedrijven met een jaarverplichting hebben aan hun jaarverplichting voldaan.
Elke HBE stond in 2022 voor 45 kg CO2 reductie. Met deze HBE-reductiebijdrage bereikten alle brandstofleveranciers een CO2 reductie van tenminste 6%. De gemiddelde reductie op nationaal niveau bedroeg 6,2%.
In 2022 is het aandeel geavanceerde biobrandstoffen van de benzine- en dieselleveringen 10,7%. Dit is bijna 6 keer zoveel als de subdoelstelling van 1,8%.
Voor leveringen van biobrandstof aan de zeevaart geldt dat deze alleen ingeboekt mogen worden als het om geavanceerde biobrandstoffen gaat. in 2022. Het grote aandeel geavanceerde biobrandstoffen hangt samen met het volume biobrandstoffen dat aan de zeevaart is geleverd.
In 2022 was het aandeel aan ingeboekte conventionele biobrandstoffen van de benzine- en dieselleveringen 1,5%. In Nederland is de limiet voor deze biobrandstoffen 1,4%.
Het REV zorgt er voor dat de jaarverplichting maximaal tot de limiet van 1,4% HBE-C kan worden ingevuld. Hierdoor kunnen individuele bedrijven de limiet van 1,4% lvoor naleving van hun jaarverplichting niet overschrijden.
De nieuwe limiet van 10% voor biobrandstoffen uit gebruikte oliën en vetten is behaald.
Met 7,0% blijft het aantal HBE’s blijft onder deze grens.
Alle individuele bedrijven hadden ten tijde van de jaarafsluiting voldoende HBE’s van de juiste soort op rekening om aan hun verplichting te voldoen.
Europese doelstellingen
Ondanks dat er vergroening en emissiereductie plaatsvindt in de zeevaartsector door het gebruik van duurzame biobrandstof, telt de inzet van brandstofleveranciers aan de zeevaart alleen mee voor hun Nederlandse jaarverplichting. Niet voor de Europese doelstelling van 6% CO2-reductie.
36% Van het totaal aantal leveringen hernieuwbare energie is aan zeevaart. Ondanks een vermenigvuldigingsfactor van 0,8 voor leveringen aan de zeevaart.
In de FQD-rapportage over de behaalde emissiereductie worden leveringen aan de zeevaart niet meegeteld. In 2022. De behaalde reductie zonder de zeevaart is 6,2%.
Grondstoffen voor biobrandstoffen
Nederland is één van de koplopers in Europa als het gaat om de inzet van afvalstromen en residuen voor geleverde biobrandstoffen. In 2022 was het aandeel afval hoger dan ooit: 87%.
Voor de inzet van biobrandstof gemaakt uit afval geldt namelijk dubbeltelling. Het levert dus twee keer zoveel HBE's op. Daarbij geldt er een subdoelstelling voor de inzet van geavanceerde biobrandstoffen.
Gebruikt frituurvet is de meest toegepaste grondstof, maar de inzet is sterk afgenomen ten opzichte van 2021. Het aandeel daalde van 43,6% naar 27,6%.
Putvetten en flotatieslib steeg van 7,8% naar 26,2%.
Cashew Nut Shell Liquid (CNSL) nam ook flink toe.
Kenmerken ingezette hernieuwbare energie in het vervoer in 2022
Ook in 2022 bestond het overgrote deel van de geleverde hernieuwbare energie uit vloeibare biobrandstoffen.
Het aandeel dieselvervangende biobrandstoffen 75,0%.
Het aandeel benzinevervangende biobrandstoffen 18,3%. FAME is ook in 2022 veruit de belangrijkste biobrandstof.
Het aandeel biogas in 2022 was 4,1%.
Het aantal inboekers van elektriciteit is in 2022 flink toegenomen. Toch blijft de totale hoeveelheid van elektriciteit op de totale hoeveelheid hernieuwbare energie voor vervoer beperkt (2,7%).
Het aandeel leveringen biobrandstof aan zeevaart 36%. Dit is een grote toename van geavanceerde brandstoffen met bestemming zeevaart, ondanks de vermenigvuldigingsfactor van 0,8.
Biobrandstof voor de bestemmingen binnenvaart en luchtvaart wordt nog steeds beperkt ingezet. Levering aan deze sectoren bevindt zich nog in een opstartfase.
Toezicht en handhaving
De NEa heeft vanaf 2022 een uitbreiding van haar bevoegdheden gekregen. De scope van toezicht is verbreed naar alle schakels in de keten van biobrandstofleveringen aan vervoer: producenten, handelaren en grondstofleveranciers in Nederland.
Echter, een deel van de keten bevindt zich buiten het blikveld van de publieke toezichthouder, elders in Europa of zelfs daarbuiten. Nationale en internationale samenwerking met andere (private) toezichthouders en het delen van signalen en versterken van bewustwording over risico’s is daarom belangrijk en behoort tot de taak van de NEa.