Eerste resultaten hernieuwbare energie voor vervoer in Nederland 2024

Bedrijven die in Nederland fossiele brandstoffen aan vervoer1 leveren, zijn verplicht om elk jaar een bepaald aandeel daarvan te vervangen door hernieuwbare energie. Daarmee vermindert de CO2-uitstoot van vervoersbrandstoffen en neemt de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen af. Hieronder vindt u de belangrijkste resultaten van deze verplichting over het jaar 20242

1: Alle vormen van transport over de weg, het spoor, het water en door de lucht.

2: Bij het opstellen van de grafieken is geen rekening gehouden met het effect van dubbeltelling: de energie-inhoud van zowel enkeltellende als dubbeltellende biobrandstof wordt slechts éénmaal meegeteld. De enige uitzondering betreft de grafiek over de inzet van conventionele/geavanceerde/bijlage IXb/overige biobrandstoffen, waar wel rekening is gehouden met dubbeltelling.

Infographic: De resultaten van 2024

Infographic resultaten hernieuwbare energie voor vervoer in Nederland 2024
Beeld: NEa

Hoogte jaarverplichting 2024

Bedrijven die benzine en diesel leveren aan vervoersbestemmingen moeten een jaarlijks toenemend aandeel hernieuwbare energie leveren. Dit heet de jaarverplichting.

De jaarverplichting in 2024 bedroeg 28,4% van de totale energie-inhoud van de geleverde benzine, diesel en zware stookolie. Bedrijven moeten dus 28,4% van hun geleverde benzine, diesel en zware stookolie laten bestaan uit hernieuwbare energie; leveringen aan binnen- en zeevaart zijn hiervan uitgezonderd.

De sterke stijging van de jaarverplichting ten opzichte van 2023 (18,9%) is het gevolg van een kabinetsbesluit in de voorjaarsnota van 2023 om een extra 20 PJ aan hernieuwbare energie in het wegvervoer te realiseren. In 2024 is daadwerkelijk 15 PJ extra geleverd aan het wegvervoer.

Het volume aan geleverde benzine en diesel ligt nog niet op het niveau van vóór corona (2019), en neemt in 2024 ten opzichte van 2023 met 5% af. De gezamenlijke jaarverplichting bedroeg in 2024 ruim 117,0 miljoen hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s), dit is ruim 35 miljoen meer dan in 2023. De grootste absolute stijging in de tien jaar dat HBE’s bestaan.

Dit betekent dat er 117,0 miljoen gigajoule (GJ) aan hernieuwbare energie moest worden geleverd. In de praktijk ligt dit volume lager, omdat een deel van de hernieuwbare energie dubbel geteld kan worden.

Soorten ingezette hernieuwbare energie in het vervoer

Net als in voorgaande jaren bestond het overgrote deel van de geleverde hernieuwbare energie in 2024 uit vloeibare biobrandstoffen. Dieselvervangende biobrandstoffen vormden met 76,0% het grootste aandeel, gevolgd door benzinevervangende biobrandstoffen met 15,4%. De resterende 8,6% betrof hernieuwbare elektriciteit en biogas*.

Het aantal inboekers van elektriciteit is in 2024 weer flink toegenomen. Het aandeel van elektriciteit op de totale hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie is met 5,7% echter nog steeds beperkt.

Verder is het aandeel hernieuwbare energie dat werd geleverd aan zeevaart in 2024 gedaald van 27% naar 7%. Deze afname is het gevolg van het besluit van IenW om de multiplier voor zeevaart per 2024 te halveren van 0,8 naar 0,4. Deze ingreep heeft als belangrijk effect dat het aandeel van de sector wegvervoer is gestegen van 64% in 2023 naar 80% in 2024. Leveringen aan de luchtvaart zijn licht gestegen van 8% in 2023 naar 11% in 2024.

* De percentages zijn bepaald op basis van berekende energie-inhoud, dus met dubbeltelling en andere rekenfactoren. De scheepvaartbrandstoffen en kerosine zijn gevoegd bij de dieselvervangende biobrandstoffen. Bio-LNG is meegeteld bij biogas.

Verdeling van de grondstoffen voor biobrandstoffen

Het overgrote deel van de biobrandstoffen wordt gemaakt van grondstoffen uit afvalstromen: in 2024 bedroeg het aandeel 91%, ten opzichte van 85% in 2023**. De energie-inhoud van biobrandstoffen uit afval telt dubbel mee voor het behalen van de doelstelling en biedt een belangrijke prikkel om biobrandstoffen uit afval in te zetten.

verdeling van grondstoffen voor biobrandstoffen in 2024
Beeld: Nea

In 2025 beslaat afvalwater van palmoliemolens 31% van de grondstoffen, gebruikt frituurvet 26% en voedselafval 12%. Dit zijn allemaal afvalstoffen die geen hoogwaardige alternatieve bestemming kennen.

Naast afval worden biobrandstoffen ook gemaakt van gewassen. Het aandeel van deze conventionele biobrandstoffen daalt naar 1,2% van de totale brandstoffenplas. Het betreft hier met name maïs en suikerriet.

** De percentages zijn bepaald op basis van fysieke energie-inhoud, dus zonder dubbeltelling en andere rekenfactoren

Inzet van conventionele, geavanceerde, bijlage IXb en overige biobrandstoffen

Inzet bijlage IXb biobrandstoffen in 2024
De inzet van gebruikt frituurvet en dierlijk vet is Europees begrensd op 10% om geavanceerde biobrandstoffen en andere vormen van hernieuwbare energie te stimuleren*. Met een inzet van 9% is in 2024 onder de limiet gebleven.

Inzet conventionele, geavanceerde. bijlage IXb en overige biobrandstoffen 2015-2024
Beeld: Nea

Leveringen aan de luchtvaart zijn dit jaar licht gestegen (van 8% naar 9%) en hebben een relatief kleine maar substantiële bijdrage aan de inzet van bijlage IXb biobrandstoffen.

De sterke stijging in de bijlage IXb inzet komt doordat de algehele jaarverplichting is gestegen en er gebruik is gemaakt van de ruimte voor inzet van IXb grondstoffen.

Inzet geavanceerde biobrandstoffen in 2024
Sinds 2018 geldt er een minimum doelstelling voor het leveren van geavanceerde biobrandstoffen om het gebruik ervan te stimuleren. Vanaf 2021 mogen voor de bestemming zeevaart alleen geavanceerde biobrandstoffen ingeboekt worden.

Zeevaartleveringen zijn in 2024 sterk gedaald ten opzichte van 2023 naar 8% biobrandstofleveringen. De doelstelling voor 2024 was een aandeel geavanceerde biobrandstof van minimaal 2,4% van alle benzine- en dieselleveringen; met een inzet van 14,1% is deze ruimschoots behaald.

Inzet conventionele biobrandstoffen in 2024
Voor het gebruik van biobrandstoffen die gemaakt zijn van voedsel- en voedergewassen (conventionele biobrandstoffen), geldt juist een limiet. Op deze manier wordt de inzet van gewassen voor de productie van biobrandstoffen ontmoedigd.

De Nederlandse limiet voor 2024 bedroeg 1,2% ten opzichte van alle benzine- en dieselleveringen. Het aandeel conventionele biobrandstoffen (als aandeel van het totale brandstofvolume) ligt met 1,5% onder de limiet.

Trend in CO2-uitstoot transportbrandstoffen

Doelstelling
Naast de verplichting om hernieuwbare energie te leveren moesten brandstofleveranciers in 2024, net als in voorgaande jaren, ervoor zorgen dat de CO2-uitstoot van hun brandstoffen met 6,0% was gedaald ten opzichte van de gemiddelde uitstoot van 2010. Het ging daarbij om de vermindering van de broeikasgasuitstoot in de gehele brandstofketen: vanaf de winning tot en met het gebruik in de motor.

Trend in CO2 uitstoot transportbrandstoffen
Beeld: NEa

Reductieverantwoording op nationaal niveauDe trendfiguur toont het verloop van de doelstelling uitgedrukt als een gemiddelde emissiefactor: de uitgangssituatie van 2010 bedroeg 94,1 gram CO2 per megajoule. Voor 6% reductie in 2024 moest de gemiddelde emissiefactor zijn gedaald tot een waarde van 83,7.

De gemiddelde emissiefactor van de gerapporteerde brandstoffenmix voor het totale vervoer in Nederland in 2024 bedroeg 87,9 gram CO2-eq/MJ, wat neerkomt op een reductie van 11,1% ten opzichte van de Europese uitgangsnorm. De behaalde CO2-emissiereductie in 2024 ten opzichte van 2010 over de gehele keten bedroeg 4.457 kton.

De emissiereductie die wordt behaald in zeevaart (in 2024 16% van alle fysieke biobrandstofleveringen) mag volgens de EU-rekenregels voor de emissiereductie niet meegeteld worden bij het rapporteren over nationaal niveau aan Europa. Als de leveringen aan zeevaart meegenomen zouden worden, dan zou het reductiepercentage ruim 13,0% worden.

Bijdragen aan CO2-ketenreductie transportbrandstoffen

De inzet van hernieuwbare energie in vervoer levert een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de CO2-uitstoot van transportbrandstoffen, beschouwd vanuit de gehele levenscyclus (de zogenaamde “well-to-wheel” ketenemissies). De CO2-emissies van hernieuwbare energie zijn namelijk lager dan die van fossiele brandstoffen.

Bijdrage per brandstoftype aan de CO2-reductie van transportbrandstoffen in 2024
Beeld: NEa

Naast hernieuwbare energie, leveren ook de zogeheten betere fossiele brandstoffen een bijdrage aan de CO2-reductie. Ook deze brandstoffen hebben lagere emissies dan diesel en benzine. Het gaat daarbij om LNG en LPG.

Biobrandstoffen leverden in 2024 veruit de belangrijkste bijdrage aan de emissiedaling van vervoersbrandstoffen, omdat dit de meest ingezette vorm van hernieuwbare energie was.

In 2024 is het aandeel HVO met 36,4% veruit het grootst, in 2023 was de inzet nog maar 15,7%. Deze brandstofsoort wordt veelvuldig ingezet in het wegvervoer omdat FAME maar tot 7% bijgemengd kan worden in diesel voor het wegvervoer, terwijl HVO tot een veel hoger percentage kan worden bijgemengd. Het aandeel van dieselvervanger FAME is ongeveer 8% gedaald ten opzichte van 2023, terwijl het aandeel bioethanol met 10% daalt naar 17,7% in 2024. Het aandeel biokerosine is licht gestegen naar 9,9% en het aandeel elektriciteit daalt licht naar 10,6%.

Top 15 herkomst grondstoffen voor biobrandstoffen

De grondstoffen voor de geleverde biobrandstoffen in 2024 kwamen uit 96 landen. De top 15 van landen van herkomst nam 86% van de grondstoffen van in Nederland ingezette biobrandstof voor zijn rekening. Dit zijn vooral Aziatische en Europese landen (respectievelijk 60% en 31% van het totaal). De grootste hoeveelheid grondstoffen kwam uit Indonesië. Uit Indonesië komt voornamelijk afval producten van de palmolie industrie: afvalwater van palmoliemolen (89%) en lege palmolietrossen (4%).

Top 15 herkomst grondstoffen biobrandstoffen
Beeld: NEa

Door de grote stijging van het aandeel afvalwater van palmoliemolen staat China nu op plek van twee herkomstlanden met 15%. Dit is voornamelijk gebruikt frituurvet (73%) en voedselafval (25%). Op plek drie staat Maleisië met 12% net als vorig jaar.

Circa 4% van de grondstoffen kwam uit Nederland zelf. Dit is daling van 1% ten opzichte van 2023. Deze grondstoffen bestonden geheel uit afvalstoffen; Nederlandse gewassen zijn niet ingezet.

Meer informatie

Meer informatie verschijnt in de uitgebreidere rapportage die naar verwachting in juli wordt gepubliceerd .