Biomassa
Per 1 januari 2023 gelden er in het EU ETS extra eisen voor het rapporteren van een nul-emissie bij biomassa-verbranding.
De extra eisen volgen uit de Europese Verordening voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen (EU ETS MRV). In deze verordening wordt verwezen naar enkele onderdelen van de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie (REDII). Afhankelijk van het soort biomassa en de EU ETS-installatie waarin het wordt verbrand kan het volgende van toepassing zijn:
- elke levering biomassa moet voldoen aan duurzaamheidseisen, en/of
- elke levering biomassa moet voldoen aan een broeikasgasreductie-eis, of
- de biomassa hoeft niet te voldoen aan duurzaamheidseisen of broeikasgasreductie-eisen
ETS-installaties die biomassa verbranden moeten per 1 januari 2023 in hun monitoringsplan identificeren welke eisen van toepassing zijn. Als er extra eisen zijn dan moet het monitoringsplan een methode bevatten waarmee geborgd wordt dat alleen biomassa die aan de eisen voldoet gerapporteerd wordt met een nul-emissie. Als er geen extra eisen zijn, dan moet het monitoringsplan een onderbouwing hiervoor bevatten.
Het eerste emissieverslag waarvoor de extra eisen gelden is het verslag over het jaar 2023, dat u begin 2024 opstelt. Om in dit verslag een nul-emissie te rapporteren voor verbrande biomassa, moet u nu voorbereidingen treffen. De extra eisen gelden alleen voor biomassa die wordt verbrand. Voor biomassa die niet wordt verbrand maar wordt ingezet als grondstof verandert er niets.
NEa-leidraad
Met behulp van de nieuwe NEa-leidraad “REDII eisen voor biomassa in het EU ETS” kunt u nagaan wat dit voor u betekent. In de leidraad vindt u onder andere een schema waarmee u per bronstroom kunt bepalen welke extra eisen gelden. Voor verschillende bronstromen kunnen verschillende eisen gelden.
Aantonen altijd verplicht
In de Regeling handel in emissierechten is gespecificeerd welke methoden zijn toegestaan om aan te tonen dat aan de extra eisen is voldaan. Voor elke methode geldt dat deze in het monitoringsplan moet zijn beschreven.
De hoofdmethode voor aantoning is een externe verklaring waaruit blijkt dat de biomassa voldoet aan de eisen. Dit is de conformiteitsjaarverklaring (CJV), die wordt opgesteld door een conformiteitsbeoordelingsinstantie (CBI). Een voorwaarde voor een CBI om een CJV af te geven is dat zowel de leveranciersketen als de eindgebruiker (de ETS-installatie) gecertificeerd is volgens een geldig certificatieschema. Een partij biomassa mag vervolgens op de CJV worden vermeld als deze aantoonbaar voldoet aan de eisen. Bij de hoofdmethode van aantonen moet het verificatieproces ten behoeve van de CJV voldoen aan de eisen van één van de onderstaande verificatieprotocollen:
- Verificatieprotocol duurzaamheid biomassa (VP REDII)
- Verificatieprotocol duurzaamheid biomassa in pelletinstallaties (VP Pellets)
Welk verificatieprotocol moet worden toegepast, hangt af van de vraag of in de installatie (hout)pellets worden verbrand. De ETS-verificateur heeft geen rol in de totstandkoming van de CJV maar kan de informatie van de CJV gebruiken bij de verificatie van het emissieverslag.
Voor een aantal categorieën biomassa is aantoning met behulp van een CJV van een CBI niet verplicht. In dat geval is certificering ook niet nodig. In het monitoringsplan moet worden beschreven hoe u ervoor zorgt dat alleen biomassa die voldoet aan de extra eisen in het emissieverslag wordt gerapporteerd met een nul-emissie.
Als er voor een biomassa bronstroom geen duurzaamheidseisen of broeikasgasreductie-eis gelden, dan moet het monitoringsplan hiervoor een onderbouwing bevatten.