Overige wijzigingen
Naast de energiebesparingsconditionaliteit, een klimaatneutraliteitsplan voor de minst efficiënte installaties en de mogelijke vrijstelling van de CSCF, heeft de Europese Commissie een aantal kleinere wijzigingen doorgevoerd in de FAR-verordening. Deze wijzigingen kunnen een impact hebben op de berekening van het activiteitsniveau en/of de toewijzing. Hoewel deze wijzigingen in beginsel van toepassing zijn met ingang van de nieuwe handelsperiode, moet u hier al rekening mee houden bij het indienen van de aanvraag voor initiële toewijzing. Voor sommige installaties kan dit betekenen dat het activiteitsniveau van één of meer subinstallaties in het datarapport over 2019-2023 afwijkt van het activiteitsniveau dat is gerapporteerd in de activiteitsverslagen over deze periode.
De overige wijzigingen
- De term ‘elektriciteitsopwekker’ is geschrapt in de ETS-richtlijn en de gewijzigde FAR. Indien uw installatie in de huidige handelsperiode als zodanig was aangemerkt, dan geldt voor de nieuwe handelsperiode dat u het activiteitsniveau van de warmtebenchmark moet aanpassen.
- De invoering van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM) kan tot gevolg hebben dat een fallback-subinstallatie moet worden opgesplitst in een CBAM en een niet-CBAM sub-installatie. In dat geval moet ook de toe- en afgevoerde warmte of brandstof hierover worden verdeeld. Dit kan dus een impact hebben op te rapporteren activiteitsniveaus. Daarnaast zal de toewijzing van CBAM-subinstallaties in de toekomst mogelijk sneller afnemen dan die voor niet-CBAM-subinstallaties.
- In de gewijzigde FAR is de definitie en afbakening van een aantal product-benchmarks aangepast. Deze aanpassingen kunnen een impact hebben op het activiteitsniveau van deze subinstallaties. Het gaat onder meer om de benchmarks voor waterstof, syngas, ammoniak, gesinterd erts, vloeibaar ruwijzer en ongelegeerd/hooggelegeerd staal uit vlamboogovens.
- De productie van meetbare warmte op basis van elektriciteit is opgenomen in de definitie van de warmtebenchmark, Op vergelijkbare wijze is de productie van niet-meetbare warmte op basis van elektriciteit opgenomen in de brandstofbenchmark. Dit kan een impact hebben op het activiteitsniveau van de warmtebenchmark en/of de brandstofbenchmark. De NEa heeft hierover een handreiking opgesteld.
- Het historisch activiteitsniveau (‘HAL’) wordt in de nieuwe handelsperiode gebaseerd op de mediaan van de gerapporteerde activiteitsdata van de jaren 2019-2023. Voor de huidige toewijzingsperiode (2021-2025) wordt de HAL bepaald op basis van het gemiddelde over deze jaren.
- De ‘de minimis-regel’ (ook bekend als de 95%-regel), die wordt gehanteerd bij het wel of niet maken van een onderscheid tussen CL en non-CL (fallback) subinstallaties, vervalt in de nieuwe handelsperiode. Dit kan een impact hebben op de te rapporteren activiteitsniveaus voor deze subinstallaties.
- De toewijzing voor procesemissies wordt berekend aan de hand van de historische proces gerelateerde emissies, en niet aan de hand van een benchmark. Hiervoor wordt momenteel gewerkt met een vaste waarde van 0,97 EUA per ton CO2-eq. De Europese Commissie heeft deze waarde in de gewijzigde FAR met ingang van 1 januari 2028 verlaagd tot 0,91 EUA per ton CO2-eq.
- Binnen de productbenchmarks is momenteel een onderscheid te maken tussen benchmarks met uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit (hier wordt ook rekening gehouden met indirecte emissies van elektriciteitsgebruik) en benchmarks zonder uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit (hier wordt vooral rekening gehouden met de directe emissies). In de gewijzigde FAR is het principe van uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit geschrapt, zowel voor de update van de benchmarkwaardes als voor de berekening van de kosteloze toewijzing. Voor installaties waarin sprake is van uitwisselbaarheid van elektriciteit en warmte betekent dit dat hiervoor in berekening van de toewijzing in de nieuwe handelsperiode niet meer zal worden gecorrigeerd.
De bovenstaande wijzigingen treden vanaf 1 januari 2024 in werking. De overgangsbepalingen regelen echter dat de wijzigingen voor bestaande installaties pas impact hebben op de toewijzing in de periode 2026-2030. Wel zal hiermee al rekening moeten worden gehouden bij de aanvraag van toewijzing voor de nieuwe handelsperiode in 2024.
Nieuwkomers die vanaf 1 januari 2024 voor de eerste keer een aanvraag doen voor kosteloze toewijzing, zullen voor hun toewijzing in de jaren 2024 en 2025 wel al moeten voldoen aan de gewijzigde regels.
De Europese Commissie heeft de guidance documenten over toewijzing aangepast aan bovenstaande wijzigingen. Deze guidance documenten zijn hier te vinden.