Binnen het ETS-2 kunnen vloeibare brandstoffen op basis van biomassa nultellend zijn. Dit betekent dat de CO2-uitstoot van deze brandstoffen geen emissierechten vereist. Op deze pagina leest u hoe u deze emissies monitort. Vaste biomassa valt buiten ETS-2 en meer informatie over gasvormige biomassa volgt later. Hier vindt u antwoorden op veelgestelde vragen over biomassa binnen ETS-2.
Om nultellend te zijn, moeten biomassa-brandstoffen aan twee voorwaarden voldoen:
De Europese duurzaamheids- en broeikasgasreductiecriteria (REDII).
De koolstof in de brandstof moet van biogene oorsprong zijn.
Geen aansluiting bij de systematiek Energie voor Vervoer
De Minister Klimaat en Groene Groei heeft besloten om geen aansluiting te zoeken bij de systematiek Energie voor Vervoer (HBE-systematiek) voor het aantonen van de biomassafractie en duurzaamheid van vloeibare brandstoffen binnen ETS2. Dit is vastgesteld in de toelichting bij de voorgenomen wijziging van de regeling handel in emissierechten. Deze pagina richt zich daarom op de toepassing van de monitoringsregels in de Europese Verordening voor monitoring, rapportage en verificatie (MRV).
Criteria voor 0-emissies
In artikelen 38 en 39 van de MRV staan de voorwaarden voor het claimen van 0-emissies voor brandstoffen op basis van biomassa. U moet hiervoor twee zaken aantonen:
Om de duurzaamheid van de geleverde biobrandstof aan te tonen, stelt u een bewijs van duurzaamheid (PoS) op voor de NEa. Dit bewijs bewaart u in uw eigen administratie en laat zien dat de biobrandstof voldoet aan de REDII-eisen.
Tier 3a: U maakt gebruik van monstername en analyses.
Tier 3b: U gebruikt een massabalans voor fossiele en biogene koolstof. Verdere uitleg volgt.
Tier 2: Een schattingsmethode die door de NEa goedgekeurd is.
Tier 1: Een standaardwaarde, bijvoorbeeld uit de publicaties van de NEa of de Europese Commissie.
Meer uitleg over het bepalen van de biomassafractie vindt u hier.
Biogas in ETS-2
Mengsel van fossiele brandstof en biobrandstof (blends)
Dit onderdeel gaat over het aankopen en gebruiken van biogas dat is ingevoed in het aardgasnetwerk met een Garantie van Oorsprong (GvO). Meer informatie over het gebruik van biogas in ETS-2 vindt u in sectie 5.6.5 van de guidance.
De biomassafractie toont u aan met het bewijs van duurzaamheid dat op de GvO staat. In de toekomst kunt u de GvO’s afboeken in de Unie Data Bank (UDB), een Europees register dat nog in ontwikkeling is. De regels voor het gebruik van GvO’s staan op de volgende webpagina. Kort samengevat: Een GvO mag slechts één keer worden gebruikt. Als u de biomassafractie van een bepaald jaar wilt bepalen, moet de GvO datzelfde jaar zijn afgeboekt. Bijvoorbeeld: Een GvO is geldig van 1 september 2024 tot 1 september 2025. Als u het in december 2024 aanschaft en in juni 2025 afboekt voor ETS-2, moet u dit GvO gebruiken voor het emissieverslag dat u in 2025 indient. U moet ook de conformiteit met REDII aantonen met het bewijs van duurzaamheid op de GvO. Voor biogas zonder dit bewijs van duurzaamheid mag niet worden gerekend met een emissiefactor van nul in het EU ETS. Zowel gesubsidieerde als ongesubsidieerde GvO’s zijn toegestaan.
Het gebruik van GvO’s is alleen mogelijk om het biomassagehalte van uw aardgasbron te verhogen via de biomassafractie. U mag niet meer GvO’s inzetten dan het volume van uw aardgasemissie. Het energievolume bepaalt u op basis van uw GvO’s, waarbij 1 GvO gelijk staat aan 1 MWh. Een voorbeeld van de berekening vindt u op de volgende webpagina onder het kopje ‘GvO's inzetten in het EU ETS; de berekening in het emissieverslag’. Deze uitleg is voor ETS-1, maar geldt ook voor ETS-2.