In 2019 sloot de Nederlandse overheid een akkoord met veel organisaties en bedrijven in Nederland. Dit akkoord heet het Klimaatakkoord. In het Klimaatakkoord is afgesproken om de jaarlijkse CO2 die in Nederland vrijkomt in de lucht (CO2-uitstoot) te verminderen. Deze CO2-uitstoot moet in 2030 49 procent minder zijn dan in 1990.
Om te zorgen dat de industrie in Nederland de afspraken in het Klimaatakkoord haalt, heeft de Nederlandse overheid een CO2-heffing bedacht. De CO2-heffing is onderdeel van een breed pakket aan maatregelen, dat industriële bedrijven stimuleert te investeren in verduurzaming.
Deze heffing is een geldbedrag dat een industriële installatie met een hoge CO2-uitstoot moet betalen aan de overheid per ton CO2-uitstoot. De CO2-heffing is ingegaan op 1 januari 2021 en duurt tot 31 december 2030. De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) is de overheidsorganisatie die de CO2-heffing uitvoert. De NEa zorgt ervoor dat de industriële installaties de CO2-heffing betalen en dat zij zich aan afspraken houden.
Welke installaties betalen de CO2-heffing industrie?
Er zijn drie soorten installaties die de CO2-heffing industrie betalen. Een installatie is een technische eenheid waarin een productieproces plaatsvindt. Dit zijn de volgende drie:
- Industriële installaties die aan het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS) meedoen
- Afvalverbrandingsinstallaties
- Processen waarbij lachgas (N2O) in de lucht vrijkomt
Wilt u weten of uw installatie onder de CO2-heffing valt? Daarvoor kunt u dit stroomschema gebruiken.
Online bijeenkomst
In 2021 heeft de NEa een online bijeenkomst op het internet georganiseerd over de CO2-heffing industrie. De presentaties die zijn gegeven tijdens deze online bijeenkomst vindt u onderaan deze pagina.
Het tarief van de CO2-heffing
De CO2-heffing is een geldbedrag dat een bedrijf of organisatie moet betalen aan de NEa per ton CO2-uitstoot. De Nederlandse overheid bepaalt ieder jaar opnieuw hoe hoog dit geldbedrag is. In 2024 is de prijs 74,17 euro per ton CO2-uitstoot. Dit geldbedrag wordt ieder jaar hoger tot en met 2030. U kunt op de website van de NEa het jaarlijkse geldbedrag van de CO2-heffing vinden.
Installaties die meedoen aan het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS)
Installaties die meedoen aan het EU ETS betalen niet het gehele geldbedrag van de CO2-heffing, omdat zij voor het EU ETS al een geldbedrag betalen per ton CO2-uitstoot. Dit geldbedrag dat zij betalen voor het EU ETS heet een emissierecht. Bedrijven die meedoen aan het EU ETS mogen daarom het geldbedrag van een emissierecht aftrekken van het geldbedrag wat ze moeten betalen voor de CO2-heffing.
Voor 2024 was het geldbedrag van een emissierecht vastgesteld op 86,32 euro en het geldbedrag voor de CO2-heffing 74,17 euro. Bedrijven die meedoen aan het EU ETS hoeven over het jaar 2024 dus geen geldbedrag voor de CO2-heffing te betalen (€ 74,17 minus € 86,32 is minder dan € 0).
De jaarlijkse vastgestelde geldbedragen voor een emissierecht en voor de CO2-heffing industrie kunt u vinden op de website van de NEa.
Installaties die niet meedoen aan het Europese Emissiehandelsysteem (EU ETS)
Installaties die wel de CO2-heffing moeten betalen maar niet aan het EU ETS meedoen, betalen het volledige geldbedrag voor de CO2-heffing.
Industriële jaarvracht
Elke industriële installatie moet ieder jaar bepalen hoeveel CO2-uitstoot zij had onder de CO2-heffing. Dit noemen wij de industriële jaarvracht. De industriële jaarvracht is de broeikasgasemissies van de installatie (zoals opgegeven voor het Europese Emissiehandelsysteem als de installatie hieraan deelneemt) verminderd met broeikasgasemissies die ontstaan bij de opwekking van elektriciteit en de CO2-uitstoot die vrijkomt bij de productie van warmte voor de levering van stadsverwarming. Meer informatie over welke uitstoot wel en niet onder de CO2-heffing valt kunt u vinden in dit stroomschema.
Vrijgestelde emissies door dispensatierechten
Voor een deel van de CO2-uitstoot hoeven de installaties geen geldbedrag te betalen voor de CO2-heffing en zijn zij vrijgesteld. Zo krijgen zij de tijd om hun processen aan te passen. De hoeveelheid vrijgestelde uitstoot was de eerste jaren iets ruimer door de coronacrisis. De hoeveelheid vrijgestelde uitstoot wordt nu elk jaar kleiner. Deze vrijgestelde uitstoot wordt over de bedrijven verdeeld via dispensatierechten (DPR’s). Één dispensatierecht staat gelijk aan de uitstoot van 1 ton CO2.
De NEa stort deze dispensatierechten elk belastingjaar op zijn laatst op 30 april op de rekening van de installatie. Deze rekening staat in een register van de NEa. Een installatie kan de dispensatierechten niet sparen voor gebruik in een later jaar.
Ze kunnen wel worden gegeven of verkocht aan andere installaties. Ook kan een installatie een te veel aan dispensatierechten gebruiken om al betaalde geldbedragen voor de CO2-heffing in eerdere jaren terug te krijgen. Deze verrekening gebeurt automatisch in het register. Meer informatie over dispensatierechten kunt u hier vinden.
De grondslag van de CO2-heffing
De grondslag van de CO2-heffing is de belaste emissies. Dit is het aantal ton CO2-uitstoot waarover uiteindelijk het geldbedrag van de CO2-heffing moet worden betaald.
Om dit te berekenen neemt u de industriële jaarvracht over het belastingjaar min het aantal dispensatierechten dat in het opvolgende jaar op 1 september op de rekening van de installatie staat. Oftewel de industriële jaarvracht verminderd met de vrijgestelde uitstoot (de verkregen dispensatierechten) en daarbij opgeteld dan wel afgetrokken de overdracht van dispensatierechten.