Monitoringsplan opstellen en onderhouden
In het monitoringsplan (MP) werkt een bedrijf uit hoe voor een afzonderlijke installatie de relevante uitstoot wordt bepaald of gemonitord. Dit monitoringsplan moet voldoen aan specifieke regels.
Monitoringsplan opstellen
-
Regelgeving
-
In de Europese Verordening monitoring, rapportage en verificatie (MRV) staan de regels voor de wijze waarop emissiegegevens moeten worden verzameld, berekend en vastgelegd. Als bedrijf geeft u specifiek vorm aan deze regelgeving door in het monitoringsplan uit te werken hoe uw bedrijf aan de eisen gaat voldoen.
-
Aanvullende regels zijn gesteld in de Regeling handel in emissierechten.
-
-
Berekenen of rechtstreeks meten
-
In het MP beschrijft u hoe u de uitstoot gaat vaststellen. In de meeste gevallen wordt de uitstoot bepaald door deze te berekenen. Bijvoorbeeld op basis van de hoeveelheid en kenmerken van de verbruikte brandstof of materialen. Maar u kunt emissies ook rechtstreeks meten in de schoorsteen.
-
Specifieke informatie over standaardwaarden die u in sommige situaties mag hanteren voor berekeningsfactoren van brandstoffen (zoals calorische onderwaarde en emissiefactor) staat in het achtergronddocument Standaardwaarden voor berekeningsfactoren.
Meer informatie over de eisen aan de directe meting van CO2-emissies (via CEMS) vindt u hieronder.
-
-
Meten van CO2-emissies
-
Een aantal bedrijven bepaalt hun uitstoot door metingen in de schoorsteen. Dit is verplicht voor N2O-emissies. De daarvoor gebruikte continue meetsystemen (CEMS) moeten voldoen aan de norm NEN-EN-14181.
-
De NEa heeft in samenwerking met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (voorheen AgentschapNL) specifieke hulpmiddelen ontwikkeld voor de industrie, toezichthouders en meetbureaus:
- Implementatie NEN-EN 14181
- Praktijkblad "QAL1 bij continue meetsystemen (CEMS)"
- Praktijkblad "QAL2 bij rekenkundige modellen (PEMS) en automatische meetsystemen (CEMS)"
- Praktijkblad "QAL3 met ijkgas bij automatische meetsystemen (CEMS)"
- Praktijkblad "QAL3 zonder ijkgas bij rekenkundige modellen (PEMS) en automatische meetsysytemen (CEMS)"
- Praktijkblad "Jaarlijkse vergelijkingsmetingen (AST) bij continue meetsystemen (CEMS)"
- Bepaling meetvlakonzekerheid volgens NEN EN 15259
- Toelichting rekentool ‘Bepaling onzekerheid meetvlak NEN EN 15259’
-
Bedrijven die gebruikmaken van continue emissiemetingen (CEMS) voor het bepalen van de uitstoot, moeten het melden wanneer controle- of kalibratiemetingen plaatsvinden.
Controle op kwaliteitsborging
De NEa moet controles uit kunnen voeren op de kwaliteitsborging van emissiemetingen. Het gaat hierbij om de controlemetingen (JC of AST) en kalibratiemetingen (QAL2 of KBN2), die worden uitgevoerd conform de norm Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen (NEN-EN 14181) van continue emissiemeetsystemen (CEMS).
Meldingsprocedure metingen
Bedrijven moeten de NEa minstens 2 weken voordat de metingen plaatsvinden informeren. Hiervoor gebruikt u het formulier Melding meting. De NEa reageert niet formeel op deze melding, maar kan wel aangekondigd of onaangekondigd de meting bijwonen.
Gaat de meting toch niet door? Dan moet u dit uiterlijk op de dag waarop deze was gepland doorgeven per e-mail aan info@emissieautoriteit.nl.
Is de meting wel uitgevoerd, maar worden de resultaten hiervan niet gebruikt? Dan moet u dit binnen 2 weken nadat de meetresultaten bekend zijn per e-mail doorgeven aan de NEa. Geef ook aan waarom de resultaten niet worden gebruikt en voeg de meetresultaten toe.
-
-
Invulformats
-
Voor het opstellen van het monitoringsplan moet u gebruikmaken van een invulformat (Excel). Dit format wordt door de NEa ingelezen in het Emissiehandelsportaal (EHP). Voor latere wijzigingen aan het Monitoringsplan kunt u het EHP gebruiken. Naast het standaard Monitoringsplan is er een sterk vereenvoudigd Monitoringsplan beschikbaar. Om het vereenvoudigd Monitoringsplan te kunnen gebruiken moet uw installatie aan bepaalde voorwaarden voldoen.
Het invulformat voor het standaard Monitoringsplan vindt u hier.
Het invulformat voor het vereenvoudigd Monitoringsplan vindt u hier.
-
In het standaard Monitoringsplan wordt gevraagd naar de SBI-code (2008) van uw installatie. Het CBS geeft meer informatie over de SBI-code. Bij het invullen kunt u gebruik maken van allerlei hulpdocumenten.
-
Voor inrichtingen met een eenvoudige monitoringssystematiek is een vereenvoudigd Monitoringsplan beschikbaar in het EHP. Dit format kunt u gebruiken als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- De installatie gebruikt maximaal één source stream aardgas en uitsluitend als brandstof. De hoeveelheid aardgas wordt gemonitord met facturen of metingen waarop de meetvoorwaarden gas LNB/RNB van toepassing zijn, en de standaard emissiefactor voor aardgas. Daarnaast gebruikt de installatie eventueel een of meer andere soorten brandstof in zeer kleine hoeveelheden (zogeheten de-minimis source streams) in de vorm van gasolie, huisbrandolie en/of propaan.
- Er wordt geen ingekocht aardgas doorgeleverd aan andere installaties.
Twijfelt u of uw installatie aan deze voorwaarden voldoet of wilt u hulp bij het invullen, dan kunt u contact opnemen met de Helpdesk NEa.
-
Bent u een bestaand EU ETS-deelnemer en wilt u gebruikmaken van het vereenvoudigde monitoringsplan (MP)-format? Dat kan als volgt:
- Vul het format in aan de hand van uw bestaande MP.
- Wacht op het schriftelijk bericht van de NEa dat u het vereenvoudigd MP kunt gebruiken.
Door het indienen van het eenvoudig monitoringsplan vraagt u een wijziging van uw emissievergunning aan: het eenvoudig monitoringsplan gaat deel uitmaken van uw emissievergunning ter vervanging van het huidige monitoringsplan. De NEa beslist binnen 4 maanden op uw aanvraag.
Nieuwe EU ETS-deelnemers kunnen bij de vergunningaanvraag kiezen voor het vereenvoudigd Monitoringsplan.
-
-
Hulpdocumenten
-
De NEa heeft de eisen uit de regelgeving uitgewerkt in de Leidraad monitoring EU-ETS 2013-2020.
Daarnaast heeft de NEa nog een aantal hulpdocumenten:
-
De Europese Commissie heeft een groot aantal hulpdocumenten opgesteld over specifieke onderwerpen binnen emissiemonitoring, zoals biomassa, meetonzekerheden, monsterneming en analyses en CEMS. Deze documenten zijn te vinden op de website van de Europese Commissie.
-
-
Referentiedocument
-
Bij het ingevulde standaard Monitoringsplan hoort een apart referentiedocument. Dit document kunt u gebruiken voor aanvullende gegevens die u niet eenvoudig kunt opnemen in het Monitoringsplan. Bijvoorbeeld:
- Onderbouwing meetonzekerheden - Met deze onderbouwing kunnen bedrijven aantonen dat per bronstroom wordt voldaan aan de gestelde onzekerheidseisen voor zowel activiteitsgegevens (hoeveelheid) als berekeningsfactoren (emissiefactor, calorische onderwaarde, etc.).
- Resultaten risicoanalyse - Hierin kan een bedrijf ook aangeven welke maatregelen zijn genomen om deze risico’s te verminderen.
- Monsternemingsplan - Als een bedrijf voor de emissiemonitoring gebruik maakt van monstername en analyse van brand- of grondstoffen of materialen, dan moet de werkwijze hiervoor beschreven zijn in een monsterneminsgplan.
- Overige informatie die niet in het Monitoringsplan past, zoals een schematische weergave van een inrichting.
Voor inrichtingen met een jaarlijkse uitstoot van minder dan 25 kton CO2 hoeven bedrijven de informatie over de eerste twee punten (onzekerheden en risico-analyse) niet op te nemen in het referentiedocument.
-
Voor het referentiedocument is geen format. Er is wel een voorbeeld referentiedocument.
-
Monitoringsplan onderhouden
-
Actueel MP
-
Uw monitoringsplan moet altijd actueel zijn, inclusief de bijbehorende documenten zoals het monsternemingsplan. Door veranderingen binnen een inrichting moet u het monitoringsplan dus mogelijk aanpassen. Deze veranderingen moet u vervolgens melden aan de NEa. Voor significante veranderingen in de feitelijke monitoringsmethodiek moet de NEa goedkeuring geven. Voor overige veranderingen is geen goedkeuring nodig. Tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan en emissiemetingen moet u ook melden aan de NEa.
-
Als u verplicht deelneemt aan het EU ETS heeft u een meldingsplicht. Bepaalde veranderingen moet u dan melden aan de NEa, bijvoorbeeld veranderingen in bedrijfs- en contactgegevens. Ook veranderingen in het monitoringsplan moet u melden aan de NEa. De NEa kan naar aanleiding van een melding de toewijzing van de hoeveelheid gratis emissierechten aanpassen.
Dubbele melding
Veranderingen die effect hebben op de capaciteit van de inrichting kunnen leiden tot een dubbele melding omdat een maatregel dan zowel invloed heeft op de monitoring van de CO2-emissie als op de toewijzing. U moet dan een melding monitoring én een melding toewijzing doen. Hiervoor gelden verschillende termijnen en procedures.
-
-
Melden significante veranderingen
-
Significante veranderingen in het monitoringsplan of het monsternemingsplan moet u vooraf ter goedkeuring voorleggen aan de NEa. De NEa neemt binnen 8 weken een besluit. Leg uw veranderingen daarom tijdig voor.
-
Bij significante veranderingen gaat het om veranderingen die effect kunnen hebben op de monitoringsmethodiek voor emissies. Bijvoorbeeld bij de gebruikte meetinstrumenten of de behaalde tiers (nauwkeurigheidsniveaus). De NEa heeft op een rij gezet welke veranderingen u vooraf moet laten goedkeuren in het overzicht Voorbeelden van significante veranderingen van het monitoringsplan.
-
Significante veranderingen in het monitoringsplan of monsternemingsplan meldt u via het EHP. Hier kunt u uw monitoringsplan en/of monsternemingsplan bijwerken en bijbehorend referentiedocument uploaden.
Zorg ervoor dat alle aangepaste documenten volledig en consistent zijn, anders kan de NEa deze melding niet goedkeuren. De NEa neemt vervolgens binnen 8 weken een besluit.
-
U mag een significante verandering pas doorvoeren in de praktijk nadat de NEa deze heeft goedgekeurd. Daarop is een uitzondering: u kunt de veranderde methodiek wel alvast toepassen als dit nodig is voor een correcte en volledige monitoring. Twijfelt u over de uitkomst van de beoordeling door de NEa? Dan moet u de monitoring tijdelijk parallel uitvoeren: zowel op basis van het veranderde als het oorspronkelijke monitoringsplan.
Let op: bij een te laat ingediende melding blijft sprake van een overtreding!
-
-
Melden niet-significante veranderingen
-
Bedrijven moeten ook niet-significante veranderingen aan de NEa melden. Dit zijn alle veranderingen anders dan de significante veranderingen. Bijvoorbeeld een verandering in een bedrijfsinterne procedure die in het monitoringsplan is samengevat en geen effect heeft op de nauwkeurigheid van de emissiegegevens. Voor dit soort veranderingen is geen goedkeuring nodig van de NEa.
-
Het melden van een niet-significante verandering in het monitoringsplan doet u via het EHP.
U kunt deze meldingen meteen doen wanneer ze zich voordoen. Maar u kunt ze ook opsparen en uiterlijk 31 december van het jaar waarin ze zich voor hebben gedaan in één keer melden. U ontvangt daarvan een bevestiging. Een inhoudelijke reactie volgt alleen als de NEa vragen of opmerkingen heeft over de melding. Of als de melding wél significant is.
-
-
Melden tijdelijke afwijkingen
-
Ook bepaalde tijdelijke afwijkingen van hun monitoringsplan moet u melden aan de NEa. De NEa neemt op deze meldingen geen besluit.
-
Is het om technische redenen tijdelijk niet haalbaar om een tier (nauwkeurigheidsniveau) uit het gevalideerde monitoringsplan toe te passen? Dan is sprake van een tijdelijke afwijking van de monitoringsmethodiek. Deze moet u melden aan de NEa. Dit geldt voor tierafwijkingen van zowel hoeveelheidsbepalingen als van berekeningsfactoren (emissiefactor, calorische onderwaarde, etc.).
-
Tijdens de periode van afwijking moet het hoogst haalbare niveau van nauwkeurigheid worden toegepast. Ook moet uw bedrijf alle noodzakelijke maatregelen nemen om zo snel mogelijk weer volgens de tier in het gevalideerde monitoringsplan te monitoren. Daarnaast moet u de risicoanalyse opnieuw beoordelen en de procedure voor de omgang met ontbrekende gegevens aanpassen zodat deze de geconstateerde afwijking afdekt. Voor invulling van de procedure voor ontbrekende gegevens heeft de Europese commissie in samenwerking met de lidstaten een workingpaper opgesteld.
Tijdelijke afwijkingen meldt u via het EHP. De planning voor indiening is (naar eigen keuze):
- binnen 5 dagen na het ontstaan van de afwijking of
- in een maandelijks overzicht vóór de 6e van de volgende maand
Tijdelijke afwijkingen hoeven niet te leiden tot aanpassing van het monitoringsplan.
-