NEa controleert opslaglocaties HVO en FAME
De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voert eind mei controles uit bij zogeheten accijns goederenplaats (AGP) vergunninghouders. De inspecteurs nemen bij de opslaglocaties monsters van de daar opgeslagen brandstoffen om na te gaan of deze fysiek biogeen zijn.
Een biogene oorsprong laat zien of deze brandstoffen als FAME en HVO aangemerkt kunnen worden. Alleen biobrandstoffen kunnen als hernieuwbare energie worden ingezet voor de systematiek hernieuwbare Energie voor Vervoer.
Scope monstername 2024
Monsternames zijn van groot belang om de betrouwbaarheid van het biologene product aan te tonen. De NEa voert deze controles jaarlijks uit bij opslaglocaties voor (bio)brandstoffen.
Deze monsternames vinden plaats eind mei 2024.
Dit jaar richten de monsternames zich op de biobrandstoffen Pure HVO en FAME en ligt de focus op:
- Vaststellen dat de gecontroleerde HVO en FAME biogeen zijn;
- Vaststellen dat de gecontroleerde (bio)brandstoffen geen Nafta bevatten.
Waarom deze controles
De NEa heeft van buitenlandse toezichthouders signalen ontvangen dat in deze landen fossiele producten aangeboden worden als biogene brandstoffen. Hiernaast heeft NEa signalen ontvangen dat er in FAME nafta geblend zou worden.
De NEa is Nederland verantwoordelijk voor het toezicht op duurzame bio-brandstoffen. Deze controle richt zich op pure fatty acid methyl ester (FAME) en pure hydrogenated vegetable oil (HVO). Beide worden gebruikt als dieselvervangers en zijn daarom belangrijke vormen van hernieuwbare energie.
FAME en HVO zijn gemaakt van dierlijke vetten, plantaardige oliën of afval zoals gebruikt frituurvet.
Leveranciers kunnen hun geleverde volumes FAME en HVO inboeken in het Register Energie voor Vervoer (REV) voor de jaarlijkse verplichting om meer hernieuwbare brandstof eenheden (HBE’s) te generen. Deze HBE’s kunnen ook aan andere partijen worden verkocht.
Hoe ziet de controle er uit
De controles vinden plaats op onverwachte momenten. Voordat de brandstof wordt geblend voor gebruik, nemen onze inspecteurs met een surveyor monsters uit de opslagtanks bij de AGP.
De monsternames worden uitgevoerd door SGS Nederland BV. De analyse van de monsters vindt plaats bij SGS Nederland B.V. en Beta Analytics Inc.
Hierbij wordt onder andere een C14 analyse toegepast. Dit is een controle op het gehalte biogene koolstof in de brandstof. Deze methode laat zien of de brandstof ook echt biobrandstof is. En daarmee of de inspecteurs ook daadwerkelijk FAME of HVO bij de opslaglocatie hebben aangetroffen.