Eerste resultaten hernieuwbare energie voor vervoer 2023
Publicatie | 22-04-2024
Bedrijven die fossiele brandstoffen aan Nederlands vervoer1 leveren, zijn verplicht om elk jaar een bepaald aandeel daarvan te vervangen door hernieuwbare energie. Daarmee wordt de CO2-uitstoot van vervoersbrandstoffen verminderd en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verkleind. Hieronder vindt u de belangrijkste resultaten van deze opgaven over het jaar 20232.
1: Alle vormen van transport over de weg, het spoor, het water en door de lucht.
2: Bij het opstellen van de grafieken is geen rekening gehouden met het effect van dubbeltelling: de energie-inhoud van zowel enkeltellende als dubbeltellende biobrandstof wordt slechts éénmaal meegeteld. De enige uitzondering betreft de grafiek over de inzet van conventionele/ geavanceerde/ bijlage IXb/ overige biobrandstoffen, waar wel rekening is gehouden met dubbeltelling.
Hoogte jaarverplichting 2023
Bedrijven die benzine en diesel leveren aan vervoersbestemmingen moeten een jaarlijks toenemend aandeel hernieuwbare energie leveren. Dit heet de jaarverplichting. De jaarverplichting in 2023 bedroeg 18,9% van de totale energie-inhoud van de geleverde benzine, diesel en zware stookolie. Bedrijven moeten dus 18,9% van hun geleverde benzine, diesel en zware stookolie laten bestaan uit hernieuwbare energie; leveringen aan binnen- en zeevaart zijn hiervan uitgezonderd.
Het volume aan geleverde benzine en diesel ligt nog niet op het niveau van vóór corona (2019), maar het volume lag in 2023 wel ruim 3% hoger dan in 2022. De gezamenlijke jaarverplichting bedroeg in 2023 ruim 81,5 miljoen HBE’s, dit is ruim 7 miljoen meer dan in 2022. Dit betekent dat er 81,5 miljoen gigajoule (GJ) aan hernieuwbare energie moest worden geleverd. In de praktijk ligt dit volume lager, omdat een deel van de hernieuwbare energie dubbel geteld kan worden.
Soorten ingezette hernieuwbare energie in het vervoer in 2023
Net als in voorgaande jaren bestond het overgrote deel van de geleverde hernieuwbare energie in 2023 uit vloeibare biobrandstoffen. Dieselvervangende biobrandstoffen vormden met 72,8% het grootste aandeel, gevolgd door benzinevervangende biobrandstoffen met 18,8%. De resterende 8,3% betrof hernieuwbare elektriciteit en biogas*. Het aantal inboekers van elektriciteit is in 2023 flink toegenomen. Het aandeel van elektriciteit op de totale hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie is met 4,5% echter nog steeds beperkt. Verder is het aandeel hernieuwbare energie dat werd geleverd aan zeevaart in 2023 gedaald naar ongeveer een kwart. Daarentegen is het aandeel van de luchtvaart gestegen van 3% in 2022 tot 8% in 2023.
In 2023 is voor het eerst een kleine hoeveelheid waterstof ingeboekt in het REV.
* De percentages zijn bepaald op basis van berekende energie-inhoud, dus met dubbeltelling en andere rekenfactoren. De scheepvaartbrandstoffen en kerosine zijn gevoegd bij de dieselvervangende biobrandstoffen. Bio-LNG is meegeteld bij biogas.
Infographic: Eerste resultaten hernieuwbare energie voor vervoer 2023
Resultaten per grafiek
Het overgrote deel van de biobrandstoffen wordt gemaakt van grondstoffen uit afvalstromen: in 2023 bedroeg het aandeel 85%, ten opzichte van 87% in 2022. De energie-inhoud van biobrandstoffen uit afval telt dubbel mee voor het behalen van de doelstelling en biedt een belangrijke prikkel om biobrandstoffen uit afval in te zetten. Naast afval worden biobrandstoffen ook gemaakt van gewassen (15%), in 2023 met name maïs en suikerriet.
Gebruikt frituurvet is nog steeds de grondstof met het grootste aandeel, met een kleine daling ten opzichte van 2022 naar 25%. Putvetten en flotatieslib zijn in 2023 niet ingeboekt, als gevolg van het feit dat biobrandstof uit deze grondstof vanaf 2023 niet langer als geavanceerd geldt (nog 26,2% in 2022); hierdoor mocht deze grondstof niet in zeevaart worden ingezet. Afvalwater van palmoliemolen en voedselafval zijn de twee grondstoffen die na gebruikt frituurvet het meest ingeboekt zijn in 2023 (respectievelijk gestegen van 5,9% in 2022 naar 19,9% in 2023 en van 4,4% om 2022 naar 16,6% in 2023).
Inzet bijlage IXb biobrandstoffen in 2023
De inzet van gebruikt frituurvet en dierlijk vet is Europees begrensd op 10% om geavanceerde biobrandstoffen en andere vormen van hernieuwbare energie te stimuleren. Met een inzet van 6% is in 2023 ruimschoots onder de limiet gebleven. Leveringen aan de luchtvaart zijn dit jaar sterk gestegen (van 3% naar 8%) en hebben nu een relatief kleine maar substantiële bijdrage aan de inzet van bijlage IXb biobrandstoffen. Ondanks de stijging in de luchtvaart daalt de totale inzet van IXb brandstoffen ten opzichte van 2022.
Inzet geavanceerde biobrandstoffen in 2023
Sinds 2018 geldt er een minimum doelstelling voor het leveren van geavanceerde biobrandstoffen om het gebruik ervan te stimuleren. Vanaf 2021 mogen voor de bestemming zeevaart alleen geavanceerde biobrandstoffen ingeboekt worden. Zeevaartleveringen zijn in 2023 licht gedaald ten opzichte van 2022 maar maken nog steeds een substantieel deel uit (ongeveer een kwart) van de biobrandstofleveringen. De doelstelling voor 2023 was een aandeel geavanceerde biobrandstof van minimaal 2,4% van alle benzine- en dieselleveringen; met een inzet van 10,1% is dit ruimschoots behaald.
Inzet conventionele biobrandstoffen in 2023
Voor het gebruik van biobrandstoffen die gemaakt zijn van voedsel- en voedergewassen (conventionele biobrandstoffen), geldt juist een limiet. Op deze manier wordt de inzet van gewassen voor de productie van biobrandstoffen ontmoedigd. De Nederlandse limiet voor 2023 bedroeg 1,4% ten opzichte van alle benzine- en dieselleveringen. Het aandeel conventionele biobrandstoffen (als aandeel van het totale brandstofvolume) ligt met 1,5% net boven de limiet. Voor individuele bedrijven hoeft dit voor de naleving geen probleem te zijn, omdat ook vanuit het spaarsaldo of aankoop de juiste HBE’s van een andere categorie kunnen worden ingezet om aan de verplichting te voldoen.
Doelstelling
Naast de verplichting om hernieuwbare energie te leveren moesten brandstofleveranciers, net als in 2022, ervoor zorgen dat de CO2-uitstoot van hun brandstoffen in 2023 met 6,0% was gedaald ten opzichte van de gemiddelde uitstoot van 2010. Het ging daarbij om de vermindering van de broeikasgasuitstoot in de gehele brandstofketen: vanaf de winning tot en met het gebruik in de motor.
Reductieverplichting individuele bedrijven
Net als bij de jaarverplichting kunnen bedrijven voldoen aan de reductieverplichting door HBE’s in te zetten. Hiertoe kent de NEa aan elke HBE een reductiebijdrage in kilogrammen CO2-equivalent toe: de “HBE-reductiebijdrage”. Met het inzetten van de HBE’s die nodig zijn voor de jaarverplichting, realiseert een bedrijf hierdoor ook een CO2-reductie. Voor het naleven van de verplichting van 2023 is de HBE-reductiebijdrage bepaald op basis van de inboekgegevens van 2022. Voor nalevingsjaar 2023 kwam elke HBE overeen met een reductie van 44 kg CO2-eq.
Reductieverantwoording op nationaal niveau
De trendfiguur toont het verloop van de doelstelling uitgedrukt als een gemiddelde emissiefactor: de uitgangssituatie van 2010 bedroeg 94,1 gram CO2 per megajoule. Voor 6% reductie in 2023 moest de gemiddelde emissiefactor zijn gedaald tot een waarde van 88,45. De gemiddelde emissiefactor van de gerapporteerde brandstoffenmix voor het totale vervoer in Nederland in 2023 bedroeg 87,9 gram CO2-eq/MJ, wat neerkomt op een reductie van 6,6% ten opzichte van de Europese uitgangsnorm. De behaalde CO2-emissiereductie in 2023 ten opzichte van 2010 over de gehele keten bedroeg 2.756 kton.
De emissiereductie die wordt behaald in zeevaart (in 2023 ongeveer een kwart van alle biobrandstofleveringen) mag volgens de EU-rekenregels voor de emissiereductie niet meegeteld worden bij het rapporteren over nationaal niveau aan Europa. Als de leveringen aan zeevaart meegenomen zouden worden, dan zou het reductiepercentage ruim 9,2% worden.
De inzet van hernieuwbare energie aan vervoer levert een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de CO2-uitstoot van transportbrandstoffen, beschouwd vanuit de gehele levenscyclus (de zogenaamde “well-to-wheel” ketenemissies). De CO2-emissies van hernieuwbare energie zijn namelijk lager dan die van fossiele brandstoffen. Naast hernieuwbare energie, leveren ook de zogeheten betere fossiele brandstoffen een bijdrage aan de CO2-reductie. Ook deze brandstoffen hebben lagere emissies dan diesel en benzine. Het gaat daarbij om LNG en LPG.
Biobrandstoffen leverden in 2023 veruit de belangrijkste bijdrage aan de emissiedaling van vervoersbrandstoffen, omdat dit veruit de meest ingezette vorm van hernieuwbare energie was. Ondanks dat dieselvervangers als groep het grootste aandeel hebben, is het aandeel van benzinevervanger bioethanol het grootst in 2023. Het aandeel van dieselvervanger FAME is ongeveer 7% gedaald ten opzichte van 2022 terwijl de bijdragen van biokerosine en elektriciteit gestegen zijn. Het aandeel biokerosine is meer dan verdubbeld, van 2,9% in 2022 naar 8,1% in 2023 door een snel ontwikkelende markt, waarschijnlijk als voorbereiding op de Europese doelstellingen voor deze sector.
De grondstoffen voor de geleverde biobrandstoffen in 2023 kwamen uit 88 landen. De top 15 van landen van herkomst nam 88% van de grondstoffen van in Nederland ingezette biobrandstof voor zijn rekening. Dit zijn vooral Aziatische en Europese landen (respectievelijk 54% en 32% van het totaal). De grootste hoeveelheid grondstoffen kwam uit China. Uit China komen voornamelijk voedselafval (52%), gebruikt frituurvet (39%) en gebruikte bleekaarde (39%).
Binnen de top-5 is het aandeel van China flink gedaald ten opzichte van vorig jaar. Dit ten gunste van Indonesië en Maleisië, die door het groeiende aandeel van afvalwater van palmoliemolens de top 5 binnenkomen.
Circa 5% van de grondstoffen kwam uit Nederland zelf. Dit is ongeveer hetzelfde als in 2022. Deze grondstoffen bestonden geheel uit afvalstoffen; Nederlandse gewassen zijn niet ingezet.
Meer informatie
Meer informatie verschijnt in de uitgebreidere rapportage die naar verwachting in juli gepubliceerd wordt.