Rapportage hernieuwbare energie voor vervoer in Nederland 2023
Deze rapportage gaat over de resultaten van de jaarverplichting en de reductieverplichting 2023. En over de eigenschappen van de biobrandstoffen daarbij hoorden.
Jaar- en reductieverplichting 2023 zijn behaald
- In 2023 bedroeg in Nederland het verplichte aandeel hernieuwbare energie van de benzine, diesel en zware stookolie leveringen3 18,9%. Voor de totale jaarverplichting waren daarmee 82 miljoen HBE’s nodig. Dit betekent dat er voor ruim 7 miljoen HBE’s meer aan hernieuwbare energie moest worden geleverd dan in 2022.
- In 2023 is er op totaalniveau door 135 verschillende inboekers 79 miljoen GJ aan hernieuwbare energie geleverd (rekening houdend met dubbeltelling van biobrandstoffen op basis van afvalstromen en residuen). Dat is in totaal 3 miljoen GJ minder dan de hoogte van de jaarverplichting. Toch is op individueel niveau door alle 41 bedrijven met een jaarverplichting aan de verplichting voldaan door gebruik te maken van ‘gespaarde HBE’s’ die meegenomen zijn uit vorig jaar.
- Elke HBE stond in 2023 voor 44 kg CO2-reductie. Met deze HBE-reductiebijdrage bereikten alle brandstofleveranciers met de HBE’s die zij inleverden voor hun jaarverplichting, ook een CO2-reductie van tenminste 6%. De gemiddelde nationale reductie bedroeg 6,6%.
- Het aandeel geavanceerde biobrandstoffen van de benzine- en dieselleveringen betrof 10,1% in 2023; dit is meer dan 4 keer zoveel als de subdoelstelling van 2,4%. Het grote aandeel geavanceerde biobrandstoffen hangt samen met het grote volume aan biobrandstoffen dat aan de zeevaart geleverd. Voor leveringen van biobrandstof aan de zeevaart geldt namelijk dat deze alleen ingeboekt mogen worden als het geavanceerde biobrandstoffen betreft.
- Het aandeel conventionele biobrandstoffen van de benzine- en dieselleveringen was 1,5% in 2023 en komt daarmee boven de Nederlandse limiet van 1,4%. De 1,5% is echter niet in zijn geheel ingezet ter voldoening aan de jaarverplichting. Het REV zorgt er namelijk voor dat de jaarverplichting maximaal tot de limiet van 1,4% HBE-C kan worden ingevuld. Hierdoor kunnen individuele bedrijven de limiet van 1,4% voor naleving van hun jaarverplichting niet overschrijden.
- Ook de limiet voor biobrandstoffen uit gebruikte oliën en vetten van 10% is behaald. Het aantal HBE’s blijft met 5,8% ruim onder deze grens.
- Alle individuele bedrijven, op één na, hadden ten tijde van de jaarafsluiting voldoende HBE’s van de juiste soort op rekening om aan hun verplichting te voldoen.
Achtergrond
De Richtlijn hernieuwbare energie (Renewable Energy Directive – RED1 ) en de Richtlijn brandstofkwaliteit (Fuel Quality Directive–FQD2) zijn Europese richtlijnen die de EU-lidstaten verplichten om het aandeel hernieuwbare energie in vervoer te verhogen en de broeikasgasuitstoot van transportbrandstoffen te verminderen.
In Nederland is de wet- en regelgeving (systematiek) “Energie voor Vervoer” het belangrijkste instrument om de Europese klimaatdoelen te bereiken.
- De systematiek verplicht brandstofleveranciers van benzine en diesel om een jaarlijks toenemend aandeel hernieuwbare energie in te zetten: de jaarverplichting.
- En om de broeikasgas-emissies van de geleverde fossiele brandstoffen te reduceren: de reductieverplichting.
- In de systematiek staat het marktmechanisme met “hernieuwbare brandstofeenheden” (HBE) centraal. De jaar- en de reductieverplichting worden beiden uitgedrukt in een benodigde hoeveelheid HBE’s.
Eén HBE vertegenwoordigt de inzet van 1 gigajoule (GJ) hernieuwbare energie en een bepaalde (jaarlijks vast te stellen) broeikasgasemissiereductie. De bedrijven met een verplichting moeten ervoor zorgen dat ze jaarlijks voldoende HBE’s op hun rekening in het Register Energie voor Vervoer (REV) hebben staan om aan de verplichtingen te kunnen voldoen.